Leren van boeren in Afrika


Boeren in veel tropische regio’s zullen de eersten zijn die de gevolgen van een veranderend klimaat aan den lijve ondervinden. “Maar diezelfde boeren kunnen ons ook wat leren over de mogelijke aanpassingen aan een veranderend klimaat”, zegt hoogleraar plantaardige productiesystemen professor Ken Giller.

In het project Climate Change and Adaptation in Africa kijken Giller en collega’s naar de mogelijke manieren waarop de landbouw in de tropen zich kan aanpassen aan het veranderende klimaat. “Je zou dan natuurlijk kunnen denken aan veredelingsprogramma’s, waarmee planten gewapend kunnen worden tegen bijvoorbeeld droogte. Maar naast die technologische benadering kijken wij ook naar de strategieën die boeren in de regio zélf kennen om zich te wapenen tegen extra droge, extra natte of extra hete jaren”, aldus Giller.

Voor het project hebben de onderzoekers onder andere boeren geïnterviewd in westelijk, oostelijk en in zuidelijk Afrika. Giller: “Je loopt natuurlijk altijd het risico dat de herinnering gekleurd is. Zelf denk je na zoveel jaren ook dat de winters vroeger veel kouder waren of de zomers juist veel warmer. ‘Vroeger was alles beter.’ Maar we hebben de verhalen van de lokale boeren ook naast de beschikbare meteorologische gegevens kunnen leggen, en daar komen opvallende overeenkomsten uit.”


Meer veeziekten

Net als de meteorologen merken ook de boeren in veel Afrikaanse regio’s dat de temperatuur stijgt. In de meeste gevallen blijkt dat samen te gaan met moeilijker omstandigheden voor de landbouw. “Er is evenwel een uitzondering”, zegt Giller. “In oostelijk Afrika lijkt het erop dat sommige regio’s natter worden, waar ze eerst te weinig regen kregen. Daar zitten dus misschien de schaarse boeren die baat hebben bij de huidige veranderingen in het klimaat.”

De meeste boeren krijgen echter te maken met steeds moeilijker landbouwkundige omstandigheden. En niet alleen in de akkerbouw. “Het blijkt dat perioden van droogte ook samengaan met hogere concentraties van dieren rond de schaarse plekken waar nog drinkwater te vinden is. Dat gaat dan niet alleen om vee, maar ook om wild. De boeren vertellen ons dan ook dat er in perioden van droogte een verhoogde ziektedruk is van wild richting het vee en ook verhoogde predatiedruk van wilde roofdieren.”

Droogte zorgt steeds vaker voor botsingen tussen wild en vee bij drinkplaatsen. Biowetenschappen en maatschappij


Slechte vruchtbaarheid

Behalve op het vee, heeft de droogte uiteraard ook grote gevolgen voor de gewassen van de boeren. Maar opvallend genoeg is dat niet het grootste probleem, stelt Giller. “Droogte blijkt een complex probleem. Het hangt er bijvoorbeeld sterk vanaf in welke periode de droogte optreedt. Is dat rond het zaaien van de gewassen, is het midden in het groeiseizoen, of is het juist tegen de oogst? Er is één factor die steeds terugkeert bij al die problemen, en dat is de bodemvruchtbaarheid. Uit onze analyses blijkt dat de landbouw in veel tropische regio’s in eerste instantie het best gewapend kan worden tegen het veranderende klimaat door de bodemvruchtbaarheid te verbeteren, en niet op de eerste plaats door extra irrigatie. De problemen rond de vruchtbaarheid zijn feitelijk groter dan de problemen rond het klimaat.”

Toch zou er ook in directe zin het nodige kunnen gebeuren om de tropische landbouw te wapenen tegen extremere perioden van droogte. “Je moet dan denken aan een uitgekiende mix van verschillende genetische lijnen van gewassen die beter of slechter tegen droogte kunnen, en aan de andere kant variatie in plantdata. Ervaringen van lokale boeren en wetenschappelijke kennis kunnen elkaar op dat punt versterken.”

Een van de belangrijkste lessen die we kunnen leren van tropenboeren draait om flexibiliteit, zegt Giller. “Oké, het wordt gemiddeld genomen warmer, maar het weer wordt vooral onvoorspelbaar. Boeren in veel tropische regio’s zijn beter gewend om met wisselende omstandigheden om te gaan dan bij ons. Toch worden die flexibele boeren ook weer beperkt door de vragen van de consument. Gewassen als sorghum en gierst kunnen beter tegen wisselende omstandigheden, zoals tijdelijke droogte, maar de bevolking van de groeiende steden in de tropen vindt die gewassen ‘ouderwets’, en vraagt ‘modern voedsel’ zoals maïs. Dat brengt de boeren in een spagaat.”

Boer verandert sneller dan klimaat

Los van het veranderende klimaat, waarschuwt Giller dat de boeren zelf nog sneller veranderen dan het weer. “Niet alleen in ons land, ook in andere landen is er een enorme vergrijzing aan de gang onder boeren. Daarnaast zie je een enorme schaalvergroting. De landbouw ontwikkelt daarmee in een richting die de burger in veel gevallen helemaal niet ziet zitten. De ‘vrije markt’ doet daar maar in beperkte mate wat aan. Mensen willen steeds meer biologische producten uit de regio, maar ze betalen vooralsnog voor grootschalige landbouw uit goedkope regio’s.”

Afrikaanse boeren kiezen steeds vaker voor een ‘modern’ gewas als maïs, terwijl gierst of sorghum veel beter tegen wisselende omstandigheden kunnen. Biowetenschappen en maatschappij

“De eerste zorg van de meeste regeringen is voldoende voedsel voor de bevolking”, benadrukt Giller. “In Europa wordt dat via subsidies gestuurd, maar ook in Afrika is de eerste zorg van de meeste regeringen om veel goedkoop voedsel te leveren voor de bevolking. In bijvoorbeeld Mozambique zag je in 2008 letterlijk voedselrellen in de steden ontstaan toen de voedselprijzen omhoog gingen. Daarmee mag je wat mij betreft concluderen dat de wereldvoedselmarkt feitelijk geen vrije markt is waar de wetten van vraag en aanbod helemaal op gaan.”

De stijgende vraag naar voedsel legt meer druk op het land dan het veranderende klimaat, stelt Giller. “Door die druk op het land worden boeren meer richting marginale gronden gedrongen. Dat zijn ook de gebieden waar klimaatverandering extra hard aankomt, bijvoorbeeld door verzilting of verdroging.”


Australische schaalgrootte

Een belangrijke les van boeren uit Australië is dat we in de toekomst – waar mogelijk – misschien niet altijd voor de maximale opbrengst per hectare moeten gaan, maar eerder voor minimale inspanningen en ook minimaal gebruik van energie en irrigatiewater.

Giller: “Je hebt daar bedrijven van wel tienduizend hectare! Dat is twee keer het oppervlak van de Oostvaardersplassen! Ze maken daar gebruik van zogeheten directe zaaimethoden zonder al te grote grondbewerking. Enorme machines brengen in één beweging het zaad op een diepte van bijvoorbeeld 5 cm, de kunstmest op 8 cm en tegelijk brengen ze ook onkruidbestrijdingsmiddelen in de bodem, en dat op duizenden hectaren ineens. Het is een landbouw die weliswaar veel grond nodig heeft, maar die tegelijk weinig energie per kilo product vraagt. Er wordt daarbij nauwelijks water gebruikt. Wanneer er bovendien herbiciden worden gebruikt die niet langdurig in de bodem achterblijven is dit volgens mij een vorm van landbouw die we steeds vaker zullen zien.”

“Ik geloof dat het een illusie is dat we de wereld kunnen voeden met zuiver biologische landbouw. Natuurlijk is het risico van dit soort landbouw wel enorm. Er zijn genoeg voorbeelden bekend van Australische boeren die op dit soort bedrijven een miljoen dollar aan zaad in de grond stoppen maar dan worden geconfronteerd met extreme droogte. Als er dan niets opkomt, kan de bank je één of misschien twee seizoenen redden, maar uiteindelijk houdt dat een keer op.”

De schaalgrootte van Australische landbouw heeft als voordeel dat de boer niet veel energie per hectare kwijt is. Biowetenschappen en maatschappij

Hot topic

Giller realiseert zich dat onderzoek aan klimaatverandering zacht gezegd een hot topic is. Maar de geboren Britse onderzoeker waarschuwt ook voor wat hij noemt bandwagoning. “Climate Smart landbouw is een speerpunt in het beleid van zowel de Voedsel en Landbouworganisatie van de VN, de FAO, als ook van Nederland. Heel veel tropen­onderzoekers willen nu dan ook ineens op die succesvolle trein springen. Maar die zogenaamde smart landbouw gaat ervan uit dat je de agrarische praktijk kunt aanpassen aan het veranderende klimaat en tegelijk de veranderingen zelf kunt aanpakken, bijvoorbeeld door met slimme methoden de uitstoot van CO2 te beperken.”

“Ik denk dat dat een ernstige misvatting is. Het getuigt niet alleen van overmoed om deze twee strategieën samen te nemen, het is ook oneerlijk. De boeren in de tropen hebben geen beslissende rol in het ontstaan van klimaatverandering. Ik vind dan ook dat we ze vooral moeten helpen om de gevolgen van het veranderende klimaat op te vangen en ze zeker niet moeten dwingen om ook nog eens compenserende maatregelen te nemen. En dan moeten we nog heel goed in het achterhoofd houden dat we minstens zo veel van de lokale boeren kunnen leren als zij van ons.”